Bedrog huurder niet zonder gevolgen

Verhuurster werkt samen met gemeente, politie, openbaar ministerie en ook andere corporaties in de aanpak van hennepteelt. Wordt een huurder op het kweken van hennep betrapt, dan komt hij gedurende een aantal jaren niet meer in aanmerking voor een huurwoning via een van de corporaties in de regio. Huurster A denkt zich aan die ontzegging te kunnen onttrekken.

De casus

A heeft zich bij verhuurster als woningzoekende ingeschreven met als inschrijfadres het adres van haar ouders. A huurt vervolgens een woning via een andere corporatie (L), maar moet die woning al vrij snel weer verlaten omdat daarin brand uitbreekt en een hennepplantage wordt ontdekt. De wijkbeheerder van corporatie L attendeert A op de gevolgen van de hennepplantage: zij krijgt de komende jaren geen woning meer aangeboden en via een andere corporatie huren zal moeilijk zijn in verband met de benodigde verhuurderverklaring. A informeert sindsdien wekelijks bij verhuurster of er al een woning beschikbaar is. Zij vermeldt echter niet dat zij in de tussentijd via een andere corporatie een woning heeft gehuurd en dat zij die wegens de exploitatie van een hennepplantage heeft moeten ontruimen. Verhuurster biedt A een woning aan. Tijdens de controle van de persoonsgegevens van A bij de ondertekening van de huurovereenkomst verneemt verhuurster dat A in de tussentijd een huurwoning heeft gehad, die zij vanwege hennepexploitatie heeft moeten verlaten. Verhuurster laat A daarop weten dat zij niet meer voor de aangeboden woning in aanmerking komt. A probeert via de rechter alsnog een vergelijkbare woning af te dwingen. Nadat haar vordering in eerste instantie is afgewezen, gaat zij in hoger beroep.

Het oordeel van de rechter

Als tussen partijen al een huurovereenkomst tot stand is gekomen, beroept verhuurster zich erop bij het aangaan van die huurovereenkomst te hebben gedwaald. A heeft immers nagelaten te vermelden dat zij intussen een woning van corporatie L had gehuurd. Verhuurster was daarom niet op de hoogte en kon ook niet op de hoogte zijn van het feit dat A deze huurwoning wegens de aanwezigheid van een hennepplantage heeft moeten verlaten. Bij bekendheid van deze feiten zou verhuurster de huurovereenkomst niet met A zijn aangegaan. Het is namelijk beleid van de woningstichtingen in het noorden van Nederland, waaronder verhuurster, dat in zo’n geval een wachttijd van enkele jaren geldt. A was hiervan ook op de hoogte. Zij heeft ervoor gekozen verhuurster in de waan te brengen bij haar ouders te wonen en heeft de tussentijdse huur van de woning van corporatie L bewust verzwegen, terwijl zij verhuurster daarvan mededeling had moeten doen. Net als de rechter in eerste aanleg komt daarom ook het hof tot de conclusie dat verhuurster zich met recht op dwaling en vernietiging van de overeenkomst beroept. De vordering van A strandt dus ook in hoger beroep: voor zover er tussen partijen een huurovereenkomst is gesloten, is deze nadien door verhuurster rechtsgeldig vernietigd. (Uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 juni 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:5043)