Bruikleen is van korte duur, weet u

De bewoners weten dat de bewoning tijdelijk is en op korte termijn kan eindigen. De aanvankelijke renovatieplannen lopen vertraging op en de bewoners beginnen zich steeds meer thuis te voelen. Het is heerlijk wonen en ze verwachten dat het allemaal niet zo’n vaart zal lopen. Wanneer de opzegging komt, baalt een aantal bewoners en doet – zonder succes – een beroep op huurbescherming.

De casus

De leegstandbeheerder heeft met de vier betrokken bewoners een overeenkomst gesloten voor het tijdelijke gebruik van de woningen in afwachting van herontwikkeling. De bruikleenovereenkomsten zijn aangegaan voor (on)bepaalde tijd en kunnen worden opgezegd met een termijn van vier weken. Nadat de overeenkomsten zijn opgezegd, stellen de bewoners dat zij huurbescherming genieten. De woningen zijn voor langere duur in gebruik gegeven en er is ook meegedeeld dat het gebruik van langere duur zou zijn. De huurovereenkomsten zijn volgens hen niet met goede grond opgezegd. Uit de overeenkomst blijkt volgens de leegstandbeheerder echter glashelder dat deze van bijzondere en tijdelijke aard is, dat het gebruik op korte termijn kan worden beëindigd en dat een beroep op huurbescherming gezien de bedoeling van partijen onredelijk is. De bewoners betalen een relatief lage en redelijke vergoeding: de typische verbruikskosten (verwarming, elektriciteit en water) en kosten die specifiek samenhangen met het gebruik en het beheer van het pand. De bewoners wisten bij ondertekening van het contract waar zij aan begonnen. De leegstandbeheerder vordert daarom in kort geding ontruiming binnen drie dagen.

Het oordeel van de rechter

Voor de bewoners was volgens de voorzieningenrechter duidelijk dat de overeenkomst slechts voor korte duur, tot maximaal de aanvang van de renovatie c.q. sloop van de woningen, werd aangegaan. Dit blijkt ook uit de in de bruikleenovereenkomst opgenomen considerans. Zelfs indien de bodemrechter van mening zou zijn dat het niet om bruikleen maar om huur gaat, merkt de rechter op, is hoe dan ook sprake van huur die naar zijn aard slechts van korte duur is. Ook al zou in theorie de Leegstandwet op de overeenkomst van toepassing kunnen zijn, sluit dit nog niet uit dat het om een overeenkomst van korte duur gaat. De Leegstandwet bevat immers op dit punt niet een exclusieve regeling en is dus niet steeds de enige optie, heeft de Hoge Raad bevestigd. Het niet aanvragen van een vergunning op grond van de Leegstandwet laat onverlet dat sprake kan zijn van een gebruik van woonruimte dat naar zijn aard slechts van korte duur is. De conclusie luidt dan ook dat de wettelijke bepalingen ten aanzien van de huur van woonruimte niet van toepassing zijn en de met de bewoners gesloten overeenkomsten konden worden opgezegd. De bruikleenovereenkomsten zijn rechtsgeldig geëindigd, zodat de bewoners zonder recht of titel in de woningen verblijven. Zij moeten de woningen ontruimen, en wel binnen drie dagen, op straffe van een dwangsom van 250 euro per dag. (Uitspraak Rechtbank Zwolle-Lelystad van 1 mei 2012, ECLI:NL:RBZLY:2012:1768)