De Leegstandwet

De gemeenteraad kan een leegstandverordening vaststellen op basis van de Leegstandwet. In de leegstandverordening kan opgenomen worden dat leegstand van gebouwen (niet-woningen) na een bepaalde periode (ten minste 6 maanden) gemeld dient te worden. Burgemeester en wethouders kunnen een gebruiker voordragen bij een leegstand van tenminste 12 maanden.

Voor de leegstandverordening zie verder Wet kraken en leegstand elders op deze site.

Artikel 15 (deels)
Burgemeester en wethouders kunnen de eigenaar vergunning verlenen tot het aangaan van tijdelijke overeenkomsten van huur en verhuur van woonruimte op welke overeenkomsten een aantal dwingendrechtelijke bepalingen uit het burgerlijk wetboek (Boek 7) niet van toepassing zijn. Dit behelst met name de huurbescherming.

Voor verhuur op grond van de Leegstandwet komen in aanmerking:
a. woonruimte in een gebouw, dat blijkens zijn constructie dan wel inrichting bestemd is voor doeleinden van groepsgewijze huisvesting, van verzorging of verpleging, van logiesverschaffing, van administratie of van onderwijs of voor een samenstel van twee of meer van deze doeleinden.

b. woonruimte in een voor de verkoop bestemde woning welke:

– nimmer bewoond is geweest, hetzij
– gedurende een tijdvak van ten minste twaalf maanden voorafgaand aan het tijdstip waarop die woning laatstelijk geheel is komen leeg te staan of, indien die woning in haar geheel binnen een tijdvak van twaalf maanden voorafgaand aan dat tijdstip voor bewoning gereed is gekomen, gedurende het overblijvende gedeelte van het laatstgenoemde tijdvak, onafgebroken geheel of grotendeels door de eigenaar als eigenaar bewoond is geweest, hetzij
– gedurende een tijdvak van tien jaren voorafgaand aan het tijdstip waarop de vergunning is aangevraagd, niet langer dan gedurende een al dan niet aaneengesloten tijdvak van drie jaren geheel of grotendeels als woonruimte verhuurd is geweest.

Gemeenten wijken hier vaak van af, als het gaat om een te koop staande particuliere woning, mits de eigenaar dubbele rentelasten heeft en zo nodig kan aantonen dat de te koop staande woning al geruime tijd leegstaat.

c. woonruimte in een voor de verhuur bestemde woning welke ten tijde van het aanvragen van de vergunning bestemd is voor afbraak of voor vernieuwbouw.

De vergunning kan door een eigenaar aangevraagd worden door het indienen van een volledig en naar waarheid ingevuld formulier, dat van gemeentewege overeenkomstig een door Onze Minister vastgesteld model beschikbaar wordt gesteld. Vaak wordt hiervoor het VROM-formulier gebruikt.

De vergunning wordt slechts verleend indien:
a. het gebouw of de woning, voor de verhuring waarvan de vergunning wordt gevraagd, leeg staat;

Let op: de woning dient dus leeg te staan op het moment van aanvragen van de vergunning.

b. van de eigenaar in redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij het gebouw of de woning op een andere wijze dan door het aangaan van een of meer huurovereenkomsten als bedoeld in het eerste lid, eerste zin, dienstbaar maakt aan de volkshuisvesting;

c. de eigenaar aantoont dat de te verhuren woonruimte, gelet op de omstandigheden en mogelijkheden, in voldoende mate zal worden bewoond;

d. de eigenaar, aantoont dat de vernieuwbouw van ingrijpende aard zal zijn en voorts dat de afbraak of de vernieuwbouw binnen een redelijke termijn zal plaatsvinden.

Duur van de vergunning en verlenging:
a. De vergunning wordt ten aanzien van hetzelfde gebouw of dezelfde woning slechts eenmaal verleend en wel voor een duur van ten hoogste twee jaren. Op verzoek van de eigenaar kunnen burgemeester en wethouders deze duur telkens met ten hoogste een jaar verlengen, met dien verstande dat de gehele duur van de vergunning ten hoogste vijf jaren kan bedragen. Op een verzoek om verlenging van de vergunning is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.

b. Een verzoek tot verlenging kan uiterlijk tot het tijdstip waarop de vergunning haar geldigheid verliest, worden ingediend.

Tegen de beslissing van burgemeester en wethouders tot weigering van de vergunning of tot afwijzing van het verzoek tot verlenging, alsmede tegen een beslissing door burgemeester en wethouders betreffende de huurprijs, staat geen beroep open.

Artikel 16 (deels)
– De huurovereenkomst wordt aangegaan voor ten minste zes maanden.

– Bij opzegging door de huurder is de termijn niet langer dan een maand.

– Bij opzegging door de verhuurder is de termijn niet korter dan drie maanden.

– De huurovereenkomst eindigt in elk geval op het tijdstip, waarop de vergunning haar geldigheid verliest.

– Burgemeester en wethouders vermelden in de vergunning tegen welke huurprijs ten hoogste mag worden verhuurd. Aan de berekening van het huurbedrag ligt de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte ten grondslag. Komen partijen een hogere huurprijs overeen dan waartegen de woonruimte ten hoogste mag worden verhuurd, dan treedt de huurprijs welke in de vergunning is vermeld in de plaats van de overeengekomen huurprijs.

– De huurovereenkomst moet bij geschrifte worden aangegaan. Daarbij moet melding worden gemaakt van de vergunning en het tijdvak waarvoor deze is verleend en de daarin vermelde huurprijs.

Kijk hier voor informatie over de huurovereenkomst Leegstandwet.

N.B. Dit artikel bevat nier de volledige wettekst