Einde huur na weigering medewerking aan renovatie

Huurster moet verhuurder de gelegenheid geven de noodzakelijke werkzaamheden te verrichten door de woning al dan niet tijdelijk te verlaten. De sanctie op de weigering van huurster om mee te werken is in dit geval ontbinding en ontruiming. De kosten van die ontruiming zijn hoog uitgevallen: er is enkele dagen een ruimploeg in de weer geweest, er was nogal wat afval en ook de opslag heeft geld gekost. Huurster vecht de ontruiming aan, verhuurder wil graag alsnog de gemaakte kosten verhalen.

De casus

Huurster woont al een veertigtal jaren in het pand. Vanwege gebreken in en aan de woning is de maandelijkse huur door de huuradviescommissie in 1992 gefixeerd op zo’n 54 euro. De gebreken zijn niet verholpen. Bij inspectie van de woning in 2008 blijkt dat door de situatie ten aanzien van (brand)veiligheid en hygiëne snel maatregelen geboden zijn. Verhuurder voert met huurster overleg over de uit te voeren renovatie en de wijze waarop huurster aan de renovatie medewerking zou moeten verlenen. Huurster weigert die medewerking. Vanwege de tussen verhuurder en huurster ontstane patstelling heeft de gemeente besloten de in 2004 voor de verbouwing verleende bouwvergunning nog niet in te trekken. Verhuurder heeft de kantonrechter verzocht de huurovereenkomst te ontbinden en huurster te veroordelen tot ontruiming. Huurster gedraagt zich niet als een goed huurder door de wijze waarop zij het gehuurde bewoont en medewerking aan de noodzakelijke renovatie weigert. De kantonrechter geeft verhuurder gelijk: de wijze van bewoning, tezamen met de blokkering van noodzakelijk herstel, is toereikend voor ontbinding en ontruiming. Huurster heeft tegen die beslissing hoger beroep ingesteld.

Het oordeel van de rechter

Volgens het hof staat vast dat de woning ongeschikt is voor bewoning en moet worden gerenoveerd, dat daarvoor een vergunning is verstrekt, dat er een bouwplan en een begroting zijn en dat de financiering geen probleem vormt. Huurster zegt bereid te zijn tijdelijk te vertrekken, maar wil na renovatie haar oude woning weer betrekken. Verhuurder heeft huurster een voorstel gedaan: huurster kan bij terugkeer na renovatie een even grote woning op de eerste etage van hetzelfde perceel huren tegen een redelijke prijs, met betaling van een verhuisvergoeding van 20.000 euro, of zij kan een vergoeding van 50.000 euro krijgen bij definitief vertrek uit het gehuurde. Verhuurder heeft volgens het hof een redelijk voorstel gedaan, waarmee aan het belang van huurster tegemoet is gekomen. Ook het hof komt tot de conclusie dat huurster zich niet als een goed huurder heeft gedragen en dat ontbinding en ontruiming gerechtvaardigd zijn. Wat de veroordeling van huurster in de kosten van ontruiming en opslag betreft, overweegt het hof het volgende. Verhuurder wist dat zich in het gehuurde een grote hoeveelheid zaken bevond die bij ontruiming diende te worden verwijderd. Het had daarom, met het oog op de gerechtvaardigde belangen van huurster, op de weg van verhuurder gelegen om tegelijk met de aanzegging tot executie huurster aan te zeggen dat de kosten van de ontruiming, respectievelijk opslag, op haar verhaald zouden worden, indien huurster het gehuurde niet tijdig en vrijwillig zou hebben ontruimd. Verhuurder heeft die aanzegging niet gedaan en overigens ook zijn vordering tot vergoeding niet voldoende gespecificeerd. Deze is dan ook niet toewijsbaar. (Uitspraak Gerechtshof Amsterdam van 8 maart 2011, LJN BR6446)