Gedoogde kraakster trekt aan langste eind

Als krakers de mogelijkheid hebben om de juridische juistheid van een aangekondigde strafrechtelijke ontruiming te laten beoordelen en deze ook aan de beleidsregels voldoet, mag justitie ontruimen. In elk geval tot de Hoge Raad anders beslist. Wel moet de zogeheten wederrechtelijkheid van het verblijf van krakers vaststaan. Dat is het geval wanneer zij zonder toestemming of overeenkomst in een pand verblijven. Hoe zit het met de wederrechtelijkheid als de eigenaar (illegale) bewoning jarenlang heeft gedoogd?  

De casus

  X verblijft sinds 2006 met haar dochter in het pand van Y en staat op dat adres ingeschreven. Zij woonde aanvankelijk op de eerste etage en heeft na een korte afwezigheid haar intrek genomen op de tweede etage. Y woont zelf op de derde etage. Y heeft in 2010 aangifte gedaan van huisvredebreuk en heeft verklaard dat de eerste en tweede etage zijn gekraakt en dat voor het gebruik geen huur wordt betaald. Y wil gaan renoveren en wil over de woningen kunnen beschikken. X  heeft van de officier van justitie een aanzegging ontvangen, waarin haar de ontruiming is aangezegd binnen acht weken.  X vordert een verbod tot ontruiming. Zij zegt een mondelinge huurovereenkomst met Y te hebben, zodat er geen sprake is van kraken. Y misbruikt volgens haar de nieuwe antikraak wetgeving om op een makkelijke manier van een huurder af te komen. De aangifte van huisvredebreuk heeft betrekking op de bewoner op één hoog; X woont op twee hoog. Na inwerkingtreding van de nieuwe wet is geen nieuwe aangifte gedaan. Toen X in de woning is gaan wonen, stond deze leeg en er was dus geen sprake van huisvredebreuk. De voorgenomen ontruiming is volgens X om verschillende redenen niet rechtmatig (strijd met beginselen van behoorlijk bestuur en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens), en het belang van haar kind moet zwaarder wegen.

Het oordeel van de rechter

Naar aanleiding van een aangifte beoordeelt de officier van justitie of sprake is van verdenking van wederrechtelijk binnendringen of vertoeven, en of mag worden ontruimd. Wordt de aangifte niet door de krakers weersproken en besluit de officier van justitie tot ontruiming, dan bestaat voor de krakers de mogelijkheid de aangezegde ontruiming aan de voorzieningenrechter voor te leggen. Daarmee is volgens de rechter de rechtsbescherming van krakers afdoende gewaarborgd. X betaalt geen huur en heeft het bestaan van een (huur)overeenkomst niet aannemelijk gemaakt. Y heeft X echter wel jarenlang in zijn pand gedoogd. Zij hebben contact en groeten elkaar als buren. X en haar dochter staan op het adres van het pand ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. Toen X in 2006 uit de woning vertrok en na enkele weken weer terugkeerde, heeft Y geen bezwaar gemaakt en X ook nooit gevraagd om te vertrekken. Y heeft weliswaar aangifte gedaan, maar die was gericht tegen de bewoner(s) op één hoog, niet tegen X. In de aangifte wordt enkel terloops opgemerkt dat Y graag wil dat X uit het pand vertrekt. Dat Y niets dúrfde te ondernemen, acht de rechter niet aannemelijk. Y heeft geen aangifte tegen X gedaan en ook geen andere vorm van actie ondernomen, zodat hij in feite jarenlang impliciet heeft toegestaan dat zij in zijn pand woonde en woont. De wederrechtelijkheid is dus niet aangetoond en het gevraagde verbod tot ontruiming wordt toegewezen. (Uitspraak Rechtbank ’s-Gravenhage van 22 maart 2011, LJN BP8942)