Geen pardon voor manshoge hennepstruiken

Verhuurster voert een consequent anti-hennepbeleid en heeft haar huurders daar in de loop der jaren op verschillende wijzen van op de hoogte gesteld. Verhuurster heeft een gerechtvaardigd belang bij handhaving van haar eenduidig, streng anti-drugsbeleid en bij het voorkomen van precedentwerking.

De casus

Naar aanleiding van een MMA-melding (Meld Misdaad Anoniem) ontdekt de politie in de achtertuin van een huurwoning vijf manshoge hennepplanten in een amateuristisch gebouwde kas. Er is geen apparatuur die op een professionele kwekerij wijst. Na een vergeefs verzoek aan huurster om de huurovereenkomst zelf op te zeggen, wendt verhuurster zich tot de rechter met een vordering tot ontbinding en ontruiming. De kantonrechter wijst de vordering af, omdat huurster volgens hem aannemelijk heeft gemaakt dat zij de hennep als medicijn gebruikte tegen haar klachten en dus niet vaststaat dat de hennep níet bestemd was voor eigen gebruik. Ondanks het algemene verbod op hennepteelt van verhuurster acht de rechter daarom ontbinding niet gerechtvaardigd. Verhuurster vindt echter dat het om een ernstige tekortkoming gaat en stelt hoger beroep in. Huurster verweert zich met het argument dat helemaal geen sprake is van een tekortkoming: het verbod betreft de teelt van hennep “in het gehuurde”, dat wil zeggen alleen in de woning en niet in de tuin.

Het oordeel van de rechter

De tuin is volgens het hof wel degelijk een onderdeel van het gehuurde en dus treft het verbod ook de tuin. Huurster was bekend met het (niet onredelijk bezwarende) anti-hennepbeleid en het stond verhuurster vrij te bedingen dat de teelt van hennep in het gehuurde een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst oplevert. Dat verhuurster niet meer om ontbinding van de huurovereenkomst zou kunnen verzoeken omdat in die overeenkomst een boetebeding is voorzien, is onjuist. Het kweken van vijf manshoge hennepstruiken in de tuin is een tekortkoming die ontbinding rechtvaardigt. De opbrengst van dit soort “hennepbomen” kan aanzienlijk zijn en het gaat dus niet zonder meer om een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Huurster heeft volgens het hof niet aangetoond dat zij de hennep zelf gebruikt in verband met haar fysieke en psychische klachten. Hoe het ook zij, de huurovereenkomst voorziet geen uitzondering voor hennepkweek voor medicinale doeleinden (waar eigen kweek niet eens voor nodig is) en huurster heeft ook niet om ontheffing van het verbod verzocht. Wat de risico’s van de teelt betreft, bij hennepbomen in de achtertuin kan stankoverlast ontstaan, vrees voor verloedering en gevoelens van onveiligheid bij buurtbewoners. Verhuurster heeft er belang bij dit soort situaties, die de leefbaarheid en de verhuurbaarheid kunnen aantasten, te voorkomen. Niet verhuurster, maar huurster zelf dient nadelige gevolgen van een ontruiming voor haar gezondheid en voor haar zoon te voorkomen of beperken, bijvoorbeeld door hulp te zoeken bij derden, crisisopvang of hulpverlenende instanties. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter, wijst de vordering van verhuurster toe en bepaalt dat huurster de woning binnen vier weken moet verlaten. (Uitspraak Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 13 januari 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:36)