Hoge Raad: ontruiming kraakpand pas na kort geding

De politie is wettelijk bevoegd een gekraakt pand te ontruimen wanneer krakers het algemene kraakverbod hebben overtreden. Bij overtreding van dit verbod mag de politie krakers aanhouden en kunnen zij door het openbaar ministerie worden vervolgd omdat zij het pand niet direct hebben ontruimd. De vraag in deze proefprocedure is of de politie bij verdenking van overtreding van het kraakverbod het pand direct definitief mag ontruimen en mag verhinderen dat krakers terugkeren in het pand dat zij feitelijk bewoonden, of dat krakers daarover eerst een kort geding moeten kunnen aanspannen.

De casus

Krakers kunnen zich op de bescherming van hun huisrecht beroepen, ook al hebben zij geen recht om in het pand te verblijven. Strafrechtelijke ontruiming maakt een inbreuk op het huisrecht van krakers. In deze civiele procedure hebben de krakers in kort geding gevorderd dat het de staat wordt verboden het door hen gekraakte pand strafrechtelijk te ontruimen.
De voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag heeft in oktober 2010 de vorderingen afgewezen. In hoger beroep heeft het hof Den Haag in november 2010 daarentegen de ontruiming verboden. Het hof heeft beslist dat strafrechtelijke ontruiming in beginsel pas kan plaatsvinden nadat de krakers in kort geding de rechtmatigheid van de ontruiming hebben kunnen laten toetsen. Zo’n kort geding was er nog niet geweest. Tegen deze uitspraak hebben zowel de staat als de krakers beroep in cassatie ingesteld. Zij zijn het beide niet eens met de beslissing van het hof dat krakers in kort geding de ontruiming moeten kunnen laten toetsen. Volgens de krakers geeft een kort geding nog niet voldoende bescherming van hun huisrecht, en moet altijd eerst door de strafrechter onherroepelijk zijn bewezen dat sprake is van kraken voordat ontruimd kan worden. Volgens de staat brengt de wet mee dat het belang van de eigenaar van het gekraakte pand altijd voorgaat boven het huisrecht van de krakers: als sprake is van kraken, is ontruiming steeds gerechtvaardigd. Een belangenafweging in kort geding is dan niet meer nodig.

Het oordeel van de rechter

De advocaat-generaal heeft in zijn advies aan de Hoge Raad duidelijk gemaakt dat ook hij een kort geding niet per se noodzakelijk acht. De Hoge Raad is van dat advies afgeweken en heeft de uitspraak van het hof bevestigd. Strafrechtelijke ontruiming maakt een ernstige inbreuk op het huisrecht van de krakers en de gevolgen van ontruiming zijn onomkeerbaar, want zij zullen niet meer in het pand kunnen terugkeren. De rechter (de civiele rechter wel te verstaan, niet de strafrechter) moet daarom kunnen toetsen of de door de wet gegeven voorrang aan het belang van de eigenaar in het concrete geval gerechtvaardigd is. Meestal zal het belang van de eigenaar wel het zwaarst wegen, maar het kan zijn dat het belang van de kraker, bijvoorbeeld voor beperkte tijd, toch het zwaarst weegt.  De rechter moet dus in beginsel vooraf kunnen toetsen of het gekraakte pand mag worden ontruimd. De krakers moeten aannemelijk maken dat zij een zwaarder belang hebben dan de eigenaar. Dat betekent dat in beginsel alleen ontruimd mag worden als de krakers eerst in kort geding de zaak hebben kunnen voorleggen aan de rechter. Het openbaar ministerie moet tijdig aankondigen dat ontruiming zal plaatsvinden en moet de uitkomst van een kort geding afwachten, maar hoeft niet te wachten op een eventueel hoger beroep. Het openbaar ministerie moet beleidsregels hanteren over hoe om te gaan met strafrechtelijke ontruimingen. De inmiddels opgestelde beleidsregels voldoen aan de vereisten. Alleen in bijzondere omstandigheden, zoals wanneer de openbare veiligheid in het geding is, kan er direct worden ontruimd. (Uitspraak Hoge Raad van 28 oktober 2011, LJN BQ9880. Zie ook LJN BO2919, LJN BO2936 en LJN BO3682)