Huurachterstand valt wel onder bewind, ontbinding niet

De bewindvoerder neemt beslissingen over het geld en de goederen van de huurder. Valt het inkomen van de huurder onder het bewind – en is dat feit ook bij de verhuurder bekend – dan is de bewindvoerder degene die bij een huurachterstand moet worden aangesproken. Bij ontbinding en ontruiming ligt dat minder eenvoudig. Sommige rechters menen namelijk dat dit onder ‘goederen’ valt; andere juist niet. Het is daarom niet altijd duidelijk wie moet worden gedagvaard: de huurder, de bewindvoerder of wellicht allebei. In deze zaak is alleen de huurder gedagvaard.

De casus

De huurachterstand is ontstaan nadat de bewindvoerder voor de betaling van de huur verantwoordelijk werd. Voorheen werd die huur betaald door de gemeente, als uitkeringsinstantie. Verhuurster vordert op grond van de achterstand ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van de gehuurde woning en betaling van de achterstallige huurpenningen. Huurder verzet zich tegen de ontbinding en ontruiming: van de betalingsachterstand zegt huurder niets te weten, omdat hij al een tijd onder bewind staat. Daarvoor moet verhuurster bij de bewindvoerder zijn, aldus huurder. De bewindvoerder zegt op onverklaarbare wijze niet te hebben gezien dat de huren niet werden afgeschreven, terwijl deze wel als budgetpost in het betalingssysteem stonden. Pas na een telefoontje van verhuurster is die fout aan het licht gekomen. Daarna hebben de maandelijkse betalingen gewoon plaatsgevonden. De bewindvoerder heeft nog geprobeerd een betalingsregeling te treffen, maar verhuurster wilde daarmee niet akkoord gaan omdat zij – zo meent huurder – het vermoeden had dat huurder niet zelf op het adres woonde en nu dus een reden had om huurder uit zijn woning te zetten.

Het oordeel van de rechter

De goederen van huurder staan onder beschermingsbewind. Hoewel verhuurster daarmee bekend was, heeft zij verzuimd de bewindvoerder als procespartij te dagvaarden. Verhuurster krijgt alsnog de gelegenheid om de bewindvoerder op te roepen. Voor zover de vordering de achterstallige huurpenningen betreft, moet deze namelijk tegen de bewindvoerder worden ingesteld. Maar, merkt de rechter op, huurder is niet volledig onbekwaam om te handelen en zijn bescherming dient dan ook niet verder te strekken dan noodzakelijk is. De huurovereenkomst is een verbintenis tussen verhuurster en huurder. In dit geval kan de vordering tot ontbinding en ontruiming daarom tegen huurder zelf worden ingesteld. Dat sprake is van een huurachterstand staat vast en die vordering is dan ook toewijsbaar. Het is echter de vraag of de wanprestatie (iets meer dan drie maanden achterstand) voldoende is om de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning te rechtvaardigen. De huurachterstand is niet aan huurder te wijten, maar een gevolg van een administratieve fout van de bewindvoerder. Ondanks de nijpende financiële situatie van huurder is de achterstand tijdens de procedure afgenomen. Daarbij komt dat huurder geen kans heeft op een betaalde baan indien hij de woonruimte verliest. Zijn belang bij behoud van de woning is dus groot. De kantonrechter is daarom van mening dat huurder het voordeel van de twijfel moet krijgen en een kans om zijn leven weer op de rails te krijgen. De huurovereenkomst blijft intact, de verplichting tot betalen van de huurpenningen blijft gewoon bestaan. De kosten van de procedure komen voor rekening van de bewindvoerder. (Uitspraak Rechtbank Oost-Brabant van 28 maart 2013, LJN BZ6045)