Medebewoner zonder contract heeft geen rechten

Als een huurder de huur opzegt, kan een medehuurder het recht hebben om in de woning te blijven wonen. Een medebewoner is echter niet automatisch medehuurder en kan geen enkele aanspraak maken op de woning als de hoofdbewoner vertrekt.

Op verzoek kan de verhuurder wel onder voorwaarden die medebewoner als medehuurder accepteren. Ontbreekt echter de instemming van de verhuurder en wil de medebewoner desondanks niet vertrekken, dan verblijft hij zonder recht of titel in de woning.

De casus

Huurder A heeft zijn huurovereenkomst opgezegd. Na de opzegging van A komt verhuurster tot de ontdekking dat A niet alleen in de woning woont; ook de voor verhuurster onbekende X blijkt daar te verblijven. A heeft namelijk de woning zonder toestemming van verhuurster in gebruik gegeven aan X. A vertrekt op de afgesproken datum, maar X niet. X is van mening dat hij medehuurder is geworden en dus een huurrelatie met verhuurster heeft. Volgens verhuurster is daarvan geen sprake en verblijft X zonder recht of titel in de woning. Verhuurster heeft X al voor het vertrek van A laten weten niet met het gebruik van de woning door X in te stemmen. Er bestaat geen huurovereenkomst of een andere overeenkomst op basis waarvan X gerechtigd is gebruik te maken van de woning. Omdat X ook na schriftelijke sommatie weigert te vertrekken, vordert verhuurster zijn ontruiming via de kortgedingrechter. Verhuurster wil de woning weer ter beschikking krijgen om deze aan een woningzoekende te kunnen toewijzen.

Het oordeel van de rechter

Dat verhuurster de woning nodig heeft om deze aan bij haar ingeschreven woningzoekenden te kunnen verhuren, vormt volgens de rechter een voldoende spoedeisend belang. Beoordeeld moet dus worden of X al dan niet met recht in de woning verblijft. Verhuurster ontkent dat zij heeft ingestemd met het verblijf van X in de woning en dat X medehuurder is geworden. Zij stelt zich op het standpunt dat X niet rechtmatig op grond van een huurovereenkomst in de woning verblijft. X stelt daarentegen dat het medehuurderschap is aangevraagd en ook is toegekend, en dat hij daardoor medehuurder van verhuurster is geworden. X heeft volgens de rechter echter geen feiten of omstandigheden aangedragen die steun bieden voor die stelling, terwijl het toch op zijn weg had gelegen aan te tonen dat verhuurster met een verzoek tot medehuur heeft ingestemd. Aangezien de overeenkomst tot medehuur, waarop X een beroep doet, niet is overgelegd en hij ter zitting evenmin een toelichting heeft gegeven over de wijze en het tijdstip van totstandkoming van de gestelde overeenkomst, is het volgens de rechter niet aannemelijk geworden dat X rechtmatig in de woning verblijft op grond van een huurovereenkomst. Ook is niet gebleken dat X op enige andere grond een gebruiksrecht ten aanzien van de woning kan doen gelden, zodat de conclusie moet luiden dat hij zonder recht of titel in de woning verblijft. De vordering tot ontruiming wordt dan ook toegewezen: X moet de woning binnen acht dagen verlaten. (Uitspraak Rechtbank Limburg van 5 december 2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:10549)