Na faillissement is huurprijs boedelschuld

Als een huurder failliet is verklaard, kan de verhuurder op grond van de Faillissementswet het huurcontract opzeggen. Misgelopen huurinkomsten (leegstandschade) komen dan niet voor vergoeding in aanmerking; tijdens het faillissement ontstane huurschulden hebben echter wel een hogere rang dan normaal. Zij vormen een boedelschuld, die de verhuurder voorrang geeft boven andere schuldeisers.

De casus

Huurder is in staat van faillissement verklaard en is al eerder veroordeeld tot betaling van een huurschuld aan verhuurster. Die schuld is voldaan, maar vervolgens is opnieuw een betalingsachterstand ontstaan. Huurder is naar Suriname vertrokken en is voor de curator niet meer te bereiken. Verhuurster vordert betaling van de huurpenningen en ook ontbinding en ontruiming op grond van “herhaalde en chronische wanprestatie”. Artikel 39 van de Faillissementswet is van dwingend recht en bepaalt dat de huurprijs vanaf de dag van de faillietverklaring boedelschuld is, stelt verhuurster. De huurachterstand is in dit geval volledig ontstaan na de datum van het faillissement en kan dus worden verhaald op de boedel. Ondanks het feit dat de huurachterstand inmiddels minder dan drie maanden bedraagt, vormt de herhaalde wanprestatie volgens verhuurster voldoende rechtvaardiging voor de gevorderde ontbinding en ontruiming. In dat verband is bovendien van belang dat de boedelvorderingen aanzienlijk hoger zijn dan het actief van huurder, en volledige betaling van die zijde niet te verkrijgen zal zijn, aldus nog steeds verhuurster.

Het oordeel van de rechter

Volgens de curator heeft de wetgever met betrekking tot een insolvente natuurlijk persoon een bijzondere regeling willen treffen voor de privéwoning en moet daarom niet alleen naar artikel 39 worden gekeken, maar moet ook rekening worden gehouden met de regeling voor schuldsanering. De kantonrechter volgt die redenering niet: afwijking van artikel 39 is niet mogelijk, omdat dit artikel – zoals verhuurster terecht stelt – van dwingend recht is en de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen hier helemaal niet aan de orde is. De kantonrechter is er evenmin van overtuigd dat de curator ten aanzien van de huurpenningen met verhuurster een afspraak zou hebben gemaakt en dat verhuurster afstand zou hebben gedaan van haar recht om de huurvordering bij de boedel in te dienen. Bovendien, als de curator in het belang van huurder heeft afgezien van opzegging van de huurovereenkomst, heeft hij daarmee de mogelijkheid van het ontstaan van een boedelschuld aanvaard. Dit alles leidt ertoe dat de huurprijs vanaf de dag van de faillietverklaring boedelschuld is en de vordering op het punt van de huurachterstand zal worden toegewezen. Daarnaast is duidelijk geworden dat inderdaad sprake is van herhaalde wanprestatie. Op grond daarvan is ook de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde toewijsbaar, ook al gaat het tijdens deze procedure om een huurachterstand van minder dan drie maanden. De huurovereenkomst wordt ontbonden, huurder moet het gehuurde ontruimen en huurder en curator zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de proceskosten. (Uitspraak Rechtbank Amsterdam van 14 maart 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:2205)