Nadere invulling criteria voor strafrechtelijke ontruiming

Deze casus is een van vier zaken waarin krakers een aangekondigde ontruiming aanvechten. De omstandigheden in de zaken verschillen, maar de argumenten van krakers en Staat, en ook de motivering van de rechter, komen grotendeels overeen. Aanknopend bij recente uitspraken geeft de rechter in deze zaken verdere invulling aan de criteria voor strafrechtelijke ontruiming en de belangen die de rechter in aanmerking moet nemen.

De casus

Het pand is in 2001 gekraakt. Door de toenmalige eigenaar is meteen aangifte van huisvredebreuk gedaan. Het pand is sindsdien tweemaal doorverkocht en de huidige eigenaar heeft voor het pand een sloopvergunning aangevraagd. Hij heeft de officier van justitie verzocht over te gaan tot ontruiming en toegezegd dat het gebouw daarna direct hermetisch zal worden afgesloten. De officier heeft vervolgens de ontruiming aangezegd conform het beleid. De kraker vordert een ontruimingsverbod. Het is volgens hem aan de Staat te bewijzen dat het belang van de eigenaar zwaarder weegt dan zijn huisrecht. Het pand is al ruim tien jaar gekraakt en stond daarvoor dertig jaar leeg. Het is enkel voor speculatieve doeleinden gekocht en het belang van kraker bij behoud van het pand gaat daarom voor het belang van de Staat bij ontruiming. Bovendien heeft de eigenaar niet voldoende concreet gemaakt dat hij binnen afzienbare tijd gebruik zal gaan maken van het pand. De vergunningen ontbreken en het valt nog te bezien of deze zullen worden verleend. Ten slotte stelt kraker dat hij in Amsterdam zijn werkplaats en klantenkring heeft en dat hij gelet op de hoge woningnood geen andere woning zal kunnen bemachtigen.

Het oordeel van de rechter

In recente uitspraken is met betrekking tot strafrechtelijke ontruimingen al het een en ander uitgemaakt: Krakers moeten tijdig van een geplande ontruiming op de hoogte worden gesteld, zodat zij de zaak aan de rechter kunnen voorleggen. Het beleid voor de aanzegging van de ontruiming en de mogelijkheid van kort geding bieden voldoende waarborgen. De rechter moet niet alleen kijken naar de wederrechtelijkheid van het verblijf van krakers, maar ook naar de specifieke belangen van partijen. Het algemene belang van de Staat om aan een strafbare toestand, in het belang van de rechten van de eigenaar, een einde te maken, gaat niet zonder meer boven het huisrecht van krakers. Anders dan bij een civiel ontruimingskortgeding is de vraag of de eigenaar op korte termijn “iets” met het pand gaat doen (verkopen, verhuren, verbouwen, laten bewonen door antikraakwachten) en of hij een spoedeisend belang bij strafrechtelijke ontruiming heeft, niet doorslaggevend. Maar wanneer de eigenaar in het geheel niets met het gekraakte pand wil gaan doen, kan een strafrechtelijke ontruiming verboden worden. Het is aan de krakers om feiten en omstandigheden aan te voeren die in het concrete geval tot een andere afweging leiden.   In dit geval oordeelt de rechter dat de wederrechtelijke bewoning van kraker op zich voldoende is voor een strafrechtelijke ontruiming. Kan de belangenafweging daar verandering in brengen? De eigenaar heeft volgens de rechter voldoende aannemelijk gemaakt dat hij het pand wil renoveren, ook al is dat gezien de ontbrekende vergunningen niet op korte termijn. De eigenaar is niet bereid een huur- of gebruiksovereenkomst met de krakers aan te gaan, maar zal eventueel tot anti-kraakbeheer overgaan. Daarmee is zijn belang bij ontruiming gegeven. Dat de kraker in het pand zijn werkplaats en klantenkring heeft, en geen andere betaalbare woon- en werkplaats kan vinden, is niet uitzonderlijk. Het kraken om goedkoop onderdak te hebben heeft de wetgever bij de totstandkoming van de Wet kraken en leegstand juist willen terugdringen, zodat die gestelde omstandigheden door de wetgever al in overweging zijn genomen. De kraker heeft dus met betrekking tot zijn huisrecht geen bijzondere omstandigheden aannemelijk gemaakt en de rechter weigert het gevraagde verbod. Toch kan ontruiming – nog – niet plaatsvinden. In een door de buren van kraker aangespannen procedure is een ontruimingsverbod verkregen dat ook het gekraakte pand treft.   (Uitspraak Rechtbank Amsterdam van 28 juni 2011, LJN BQ9560. Zie ook LJN BQ9704)