Ook afwachten van betere tijden is gebruik

Volgens de krakers die niet in het gekraakte pand zelf maar op het terrein wonen, omvat het wettelijke begrip “gebouw” niet het daaromheen gelegen terrein. Op het eerste gezicht lijken zij het recht aan hun zijde te hebben. Voorzieningenrechter en hof komen tot een ander oordeel: gebouw en terrein vormen één geheel en de krakers verblijven op een erf dat bij een ander in gebruik is.

De casus

De gemeente is eigenaar van het terrein en de gebouwen van een voormalig dierenasiel, dat al jaren niet meer in gebruik is. Het monumentale gebouw krijgt een horecabestemming en op het omliggende terrein komen koopwoningen en sociale huurwoningen. Mede in verband met de sanering van de grond was het terrein met hekken afgezet en het gebouw met stalen platen dichtgemaakt. Het gebouw is in 2011 niettemin gekraakt, waarop meteen aangifte is gedaan van lokaalvredebreuk. Het gekraakte deel is destijds wel met hekken afgescheiden van de rest van het terrein, maar niet ontruimd. Nu wonen krakers in het pand en ook in vlak bij het pand geplaatste campers en andere bouwsels. De gemeente moet het terrein leeg, ontruimd en vrij van gebruik leveren, omdat de omgevingsvergunningen in orde zijn en meer dan de helft van de koopwoningen is verkocht. Burgemeester en openbaar ministerie hebben daarom de ontruiming aangekondigd, en de politie heeft nog op locatie het onmiddellijke vertrek van de krakers geëist. Op de vordering van de krakers om de geplande ontruiming te verbieden, heeft de voorzieningenrechter beslist dat het gebouw en het terrein als één geheel moeten worden beschouwd en dus álle krakers daar wederrechtelijk vertoeven. De op het terrein wonende krakers verzoeken het hof die beslissing te herzien.

Het oordeel van de rechter

Volgens de krakers omvat het begrip “gebouw” in artikel 138a Sr niet het daaromheen gelegen terrein, aangezien dat niet functioneel met het pand is verbonden. De Staat daarentegen gaat uit van artikel 138 Sr, dat betrekking heeft op onder meer een erf dat bij een ander in gebruik is. Anders dan de krakers stellen, is voor erven (in tegenstelling tot woningen) het simpele houden ervan voldoende om gebruik aan te nemen, stelt het hof. Het gaat bij een erf om de vraag of een ander dan de kraker daarover het bezit of houderschap uitoefent. Daaraan mogen geen te hoge eisen worden gesteld. Ook het bewaren voor gunstiger tijden is voldoende. Dat het terrein in gebruik was is in dit geval volkomen duidelijk, nu de gemeente het geheel had afgerikt om te saneren en daarna te laten ontwikkelen. Wat het argument aangaat dat de ontruiming niet (tijdig) is aangekondigd omdat de brief van de officier van justitie niet tot de krakers van het terrein was gericht, merkt het hof op dat bekend was dat de ontruiming – ook van het omliggende terrein – ophanden was. Het is niet nodig dat aan iedere kraker of aan groepen van krakers die een bijzondere positie menen in te nemen afzonderlijk een aankondiging wordt gedaan. In dit geval is daartoe zelfs nog minder aanleiding, omdat de krakers zich volledig van de buitenwereld hadden afgeschermd en geen inzicht hebben gegeven in hun woonsituatie. Omdat de krakers ook niets hebben gesteld waardoor een belangenafweging in hun voordeel zou moeten uitvallen, zijn de vorderingen terecht afgewezen. (Uitspraak Gerechtshof Amsterdam van 13 juni 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:2212. In cassatie bevestigd: uitspraak Hoge Raad van 26 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:345)