Oud-student moet campuswoning verlaten

Een verhuurder kan een huurovereenkomst met een zogeheten campusclausule beëindigen als een huurder geen student meer is. Deze oud-student heeft een reguliere huurovereenkomst zonder campusclausule en wil de woning niet verlaten. Verhuurder wil de gehuurde woonruimte beschikbaar stellen aan een student. Kan hij de huurovereenkomst beëindigen op grond van dringend eigen gebruik?

De casus

Bij het aangaan van de huurovereenkomst voor onbepaalde tijd was huurder student. Nadien is verhuurder zich specifiek op woonruimte voor studenten gaan richten en is het campuscontract ingevoerd. Huurder is van het nieuwe doorstromingsbeleid op de hoogte gesteld. Om in aanmerking te komen voor een nieuwe huurovereenkomst, met campusclausule, moet huurder aantonen dat hij nog steeds studeert. Huurder ondertekent het campuscontract niet en overlegt ook geen bewijs van zijn inschrijving als student. Verhuurder zegt op grond van dringend eigen gebruik de huurovereenkomst op. Huurder is geen student meer, maar wil alleen vertrekken als hij een onkostenvergoeding en ruim de tijd krijgt om een nieuwe woning te vinden. De door verhuurder aangeboden alternatieve woonruimte en uitstel van oplevering wijst hij af. Verhuurder besluit tot rechtsmaatregelen. De woonruimte is namelijk voor studenten bestemd en huurder is geen student meer. Verhuurder heeft het gehuurde dringend nodig voor eigen gebruik. De woningnood onder studenten is hoog en de wachttijd voor de betreffende woonruimte is lang. Voor huurder is in de regio voldoende andere passende woonruimte beschikbaar.

Het oordeel van de rechter

De wet voorziet in een bijzondere regeling voor de huisvesting van studenten: het campuscontract. Volgens die regeling moet de woonruimte op grond van de huurovereenkomst bestemd zijn voor studenten en na beëindiging van de huur opnieuw aan studenten worden verhuurd. Anders dan bij een gewone huurovereenkomst is bij een campuscontract niet vereist dat voor de huurder passende woonruimte beschikbaar is. In dit geval gaat het echter om een gewone huurovereenkomst zonder campusclausule die dateert van vóór de wettelijke regeling. Van belang is dus volgens de rechter of de woonruimte feitelijk als studentenhuisvesting is verhuurd. Het is duidelijk dat het om een campuswoning gaat. Verhuurder wil met het oog op een goede doorstroming van huurders de woning aan een student beschikbaar stellen en heeft daarmee een eigen belang. Vanwege het kamertekort en de wachttijd is sprake van een gerechtvaardigde beleidswijziging en dringend eigen gebruik aan de zijde van verhuurder. Huurder had bij aanvang kunnen begrijpen dat sprake was van studentenhuisvesting, gekoppeld aan het volgen van een studie. De vraag of het dringend eigen gebruik van verhuurder een grond vormt voor beëindiging van de huurovereenkomst beantwoordt de kantonrechter bevestigend. Gezien de omstandigheden (alleenstaande huurder met een goed inkomen, die zich niet al te veel moeite heeft getroost om vervangende woonruimte te vinden) mogen geen hoge eisen worden gesteld aan de mogelijkheden voor het vinden van passende woonruimte. De rechter wijst de vordering tot beëindiging en ontruiming  toe, en wijst de gevraagde vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten af. (Uitspraak Rechtbank Utrecht van 29 februari 2012, LJN BV7485. Zie ook Van huurcontract naar campuscontract niet vanzelfsprekend)