Recht op betaling huur gaat voor eventuele dakloosheid

Tussen verhuurder en huurder, een vluchteling, bestaat een huurovereenkomst. Huurder bewoont de woning samen met zijn twee minderjarige zonen en heeft nog de zorg voor een inwonende jongere. Het verblijfsrecht van huurder is geëindigd en daarmee ook zijn uitkering. Huurder laat de huur onbetaald en doet in de daaropvolgende ontruimingprocedure een beroep op internationale verdragen.

De casus

Op grond van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind moet volgens huurder met de belangen van de kinderen rekening worden gehouden. Verhuurder heeft dat niet gedaan. Bovendien is al eerder door de rechter uitgemaakt dat ook kinderen zonder verblijfsrecht in Nederland aanspraak op opvang hebben. Tot slot doet huurder nog een beroep op zijn recht op gezinsleven, privéleven en woning (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens). Ontruiming is alleen toegestaan als verhuurder voor enige vorm van opvang zorgt om dakloosheid te voorkomen. Verhuurder vindt dat de eventuele dakloosheid niet zijn verantwoordelijkheid is, maar die van de overheid. Volgens verhuurder is het kinderrechtenverdrag in zijn verhouding met huurder niet van toepassing. Huurder heeft zich niet ingespannen om andere woonruimte te krijgen en heeft zich ook niet voor opvang bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers in Ter Apel gemeld. Van verhuurder kan niet worden gevergd dat hij toestaat dat huurder blijvend niet aan zijn betalingsverplichting voldoet. Het is niet de taak van verhuurder om voor vervangende woonruimte te zorgen voor huurders die niet aan hun betalingsverplichting voldoen. Dit is primair de verantwoordelijkheid van huurder zélf en subsidiair die van de overheid.

Het oordeel van de rechter

De omvang van de huurachterstand rechtvaardigt in beginsel ontbinding en ontruiming, ook al heeft dit mogelijk nadelige gevolgen voor de bij huurder verblijvende kinderen. Verhuurder is niet verplicht vervangende opvang beschikbaar te stellen en hoeft niet te accepteren dat er geen tegenprestatie wordt betaald voor het gehuurde. Het ligt allereerst op de weg van huurder zelf de nodige voorzieningen te treffen, bijvoorbeeld door een beroep te doen op hulpverlenende instanties. In dit geval zijn niet alle mogelijkheden uitgeput om vervangende opvang voor de kinderen te regelen, zodat het kinderrechtenverdrag niet in de weg staat aan ontbinding en ontruiming. Het recht van huurder op respect van zijn familie- en gezinsleven en zijn woning moet worden afgewogen tegen het recht van verhuurder op tijdige en volledige betaling van de verschuldigde huur. Bij een huurachterstand van vijf maanden kan van verhuurder in redelijkheid niet worden verlangd dat hij het gehuurde nog langer aan huurder blijft verhuren, zonder uitzicht op betaling. Het recht op betaling van de huur weegt hier daarom zwaarder dan het recht van huurder op zijn woning.  De rechter acht de ontbinding en ontruiming niet onrechtmatig en wijst de vordering toe met een ontruimingstermijn van vier weken, zodat huurder iets meer tijd heeft om naar alternatieve opvang te zoeken. (Uitspraak Rechtbank Leeuwarden van 29 juni 2011, LJN BR0639)