Facebook brengt schijnconstructie aan het licht

De geregistreerd partner van de huurder is automatisch medehuurder. Bij vertrek van de huurder wordt de medehuurder automatisch de huurder, ook als het partnerschap is gesloten na het ingaan van de huurovereenkomst. Een geregistreerd partnerschap is vrij eenvoudig ongedaan te maken. Een prima constructie dus om snel aan een woning te komen? Sociale media blijken in dit geval een struikelblok.

De casus

In 1988 is de woning verhuurd aan V en zijn toenmalige partner, die later is verhuisd. Eind 2001 laat M zich inschrijven op het adres van de woning. Kort daarna gaan V en M een geregistreerd partnerschap aan, en beëindigen dat ook weer binnen acht dagen. V verhuist enkele maanden later en verhuurster verhuurt de woning daarna aan M. In september 2012 schrijft V zich weer op het adres van de woning in. V en M gaan in november voor de tweede maal een geregistreerd partnerschap aan. Nadat V door verhuurster als huurder is geaccepteerd, wordt het geregistreerd partnerschap meteen weer beëindigd. M heeft de dag vóór die ontbinding zijn inschrijving in de GBA gewijzigd en zich ingeschreven op het adres van X. Uit berichten van M op Facebook die uit 2011 dateren, leidt verhuurster af dat M al geruime tijd een andere partner heeft dan V. Dat tussen M en V feitelijk geen relatie heeft bestaan, blijkt volgens verhuurster bovendien uit het feit dat V als alleenstaande woningzoekende stond ingeschreven. Verhuurster erkent V niet langer als medehuurder. V wil de woning echter niet vrijwillig verlaten, omdat hij door het geregistreerd partnerschap medehuurder is geworden. De wet stelt geen andere voorwaarden aan het verkrijgen en behouden van het medehuurderschap, aldus V, en zolang hij zijn hoofdverblijf in de woning heeft, behoudt hij die positie. Verhuurster is van mening dat M en V misbruik maken van het geregistreerd partnerschap en V daarom geen bescherming als medehuurder geniet.

Het oordeel van de rechter

Uit de feiten volgt dat M en V tot twee keer toe voor zeer korte duur gezamenlijk op het adres van de woning ingeschreven hebben gestaan en een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan. Het lijkt de rechter op grond van de feiten wel duidelijk dat het geregistreerd partnerschap is aangegaan met de uitsluitende bedoeling om V de positie van (mede)huurder van de woning te verschaffen. Partijen hebben waarschijnlijk al bij het sluiten van het partnerschap afgesproken dat het zou worden ontbonden zodra het medehuurderschap door V zou zijn verkregen. Daar is het geregistreerd partnerschap volgens de rechter niet voor bedoeld. Zo’n partnerschap is vergelijkbaar met het huwelijk en veronderstelt een zekere lotsverbondenheid tussen de geregistreerde partners. Uit de inschrijving in de GBA en de Facebook-berichten is af te leiden dat M ten tijde van het aanvragen van het medehuurderschap niet met V maar met een ander een relatie had. Van lotsverbondenheid tussen M en V was dus geen sprake. Dat betekent dat het aangaan van een geregistreerd partnerschap in dit geval als een schijnhandeling moet worden beschouwd. V heeft dus geen geldige titel voor zijn verblijf in de woning en M heeft afstand gedaan van zijn huurrechten dan wel is de huurovereenkomst niet nagekomen. Omdat verhuurster akkoord gaat met een langere ontruimingstermijn, krijgt V drie maanden de tijd om de woning te verlaten. (Uitspraak Rechtbank Amsterdam van 4 juni 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:3909)