Schimmel na renovatie, huurster betrekt woning niet

Huurster wil de door haar gehuurde historische woning na renovatie niet betrekken, omdat bij haar twijfel bestaat of de woning wel voor bewoning geschikt is. Er zou nog schimmel aanwezig zijn. De gesignaleerde onvolkomenheden blijken echter niet van dien aard te zijn dat herstel daarvan niet tijdens de bewoning kan plaatsvinden. Verhuurder wil graag van de rechter een machtiging om de woning aan een derde te kunnen verhuren.

De casus

Bij de aanvaarding van de woning maakt huurster melding van vochtproblemen en schimmel. Verhuurder besluit de woning te saneren en betaalt huurster een verhuiskostenvergoeding en een maandelijkse bijdrage voor haar duurdere vervangende woonruimte. Na de 150.000 euro kostende renovatie wordt de woning opgeleverd en begint de huur weer te lopen. Huurster verzoekt om een gezamenlijke inspectie, maar verhuurder acht die niet nodig. Pas een aantal weken later neemt huurster een kijkje in de woning. Zij is niet tevreden en wil er niet gaan wonen tot het schimmelprobleem definitief is opgelost. Huurster voldoet ook na herhaalde aanmaningen de huurpenningen niet. Volgens de deskundige van verhuurder gaat het om niet-actieve schimmelsporen en is de woning zonder meer geschikt voor bewoning. In de door verhuurder aangespannen procedure heeft de kantonrechter verhuurder gemachtigd om het gehuurde aan een derde te verhuren. Huurster vindt dat de kantonrechter niet tot de conclusie had kunnen komen dat de woning na de renovatie voldeed aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen en huurster daarom niet kon weigeren de woning te betrekken. Huurster stelt goede redenen te hebben voor haar vermoeden dat de renovatie niet goed was uitgevoerd. Zij gaat in beroep.

Het oordeel van de rechter

Na de renovatie heeft huurster verzocht om een gezamenlijke inspectie. Na afwijzing van dat verzoek heeft huurster verhuurder laten weten dat volgens haar niet is gewerkt volgens het bestek. De renovatiewerkzaamheden zijn echter niet in opdracht van huurster, maar van verhuurder verricht, en het is dus niet aan haar om te controleren of de renovatie wel volgens het bestek is uitgevoerd. Huurster heeft volgens het hof niet aangetoond dat de woning zodanige gebreken vertoonde dat van haar niet gevergd kon worden de woning te bewonen. Keer op keer heeft huurster de kans gehad om de woning te betrekken, maar steeds heeft zij die kans laten lopen. Gezien haar contractuele woonplicht had huurster de woning (kort) na de renovatie moeten inrichten en bewonen, en verhuurder op eventuele gebreken moeten aanspreken. Ook had zij de huurovereenkomst kunnen beëindigen. Het is evident dat verhuurder er belang bij heeft dat een woning – die bovendien ingrijpend is gerenoveerd – wordt verwarmd en geventileerd (kortom: bewoond). Huurster heeft het aan zichzelf te wijten dat verhuurder zich genoodzaakt heeft gevoeld bij de kantonrechter toestemming te vragen om de woning aan een ander te verhuren. Dat huurster in haar belangen wordt getroffen omdat zij haar huidige woning zonder de huursuppletie van verhuurder niet kan betalen en zij bij gebreke van een vervangende woning dakloos zal worden, leidt niet tot een ander oordeel. (Uitspraak Gerechtshof Leeuwarden van 18 januari 2011, LJN BP4797)