Tijdelijke huisvesting in voormalig klooster mag

Een lokale belangenvereniging heeft bezwaar tegen het plan van de eigenaar om in een vroeger klooster asielzoekers te huisvesten. Het asielzoekerscentrum komt er niet, omdat het bestemmingsplan daarvoor geen ruimte biedt. De belangenvereniging heeft ook bezwaar tegen het huidige gebruik, waarvoor door het college van burgemeester en wethouders toestemming is verleend: huisvesting van migrantenwerknemers. De vereniging verzoekt de gemeente een einde te maken aan het gebruik van het klooster als logiesbedrijf.

De casus

De gemeente heeft het verzoek om ontheffing van de eigenaar van het voormalige klooster om het gebouw als asielzoekerscentrum te kunnen gebruiken, afgewezen. Volgens de gemeente is het klooster niet geschikt als asielzoekerscentrum; het bestemmingsplan laat alleen onzelfstandige huisvesting toe. Bovendien staat de huidige functie, bewoning door buitenlandse arbeiders, letterlijk in het bestemmingsplan. De gemeente heeft vergunningen afgegeven voor bewoning door maximaal 170 personen. De lokale belangenvereniging vindt echter dat het gebruik van het klooster voor de huisvesting van buitenlandse werknemers in strijd is met de geldende planvoorschriften. Zo ontbreekt het zorgelement en wijkt het beleid af van dat van andere gemeenten en provincies. De vereniging verlangt van de gemeente dat deze een einde maakt aan het gebruik en handhavend optreedt. De gemeente heeft de bewaren van de vereniging van de hand gewezen en de belangenvereniging legt de zaak daarom voor aan de rechter.

Het oordeel van de rechter

Die redeneert als volgt. Het pand heeft de bestemming “bijzondere woonvormen”: gebouwen bestemd voor de niet zelfstandige huisvesting van bejaarden, jongeren, buitenlandse werknemers en zieken of gehandicapten (…). Die bestemming was niet enkel voor het klooster bedoeld, maar gold ook voor een aantal omliggende panden, die een ander gebruik hadden. In de planvoorschriften staat bovendien niet dat bij de bestemming “bijzondere woonvormen” een zorgcomponent aanwezig moet zijn. In deze zaak moet worden uitgegaan van die planvoorschriften en is het niet relevant dat in andere, nieuwere bestemmingsplannen binnen de gemeente het begrip “bijzondere woonvormen” anders is gedefinieerd. De planvoorschriften stellen evenmin de voorwaarde dat de buitenlandse werknemers zich moeten inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie, of dat bij het achterwege blijven van die inschrijving geen sprake zou zijn van “wonen”. De omstandigheid dat volgens het “Gebruiksbesluit brandveilig gebruik bouwwerken” sprake zou zijn van een logiesfunctie, is volgens de rechtbank alleen van belang voor de toepassing van het Gebruiksbesluit – het begrip logiesfunctie komt namelijk in het bestemmingsplan niet voor. De aangevoerde argumenten kunnen de vereniging niet baten en de conclusie luidt dan ook dat het huisvesten van buitenlandse werknemers in dit geval binnen de – anders en ruimer geformuleerde – planvoorschriften valt.   (Uitspraak Rechtbank Arnhem van 24 mei 2011, LJN BQ6521)