Dwangsom wegens sloop en gebreken kloostercomplex

Eigenaresse wil een kloostercomplex vrijwel volledig slopen ten behoeve van haar nieuwbouwplannen. De benodigde sloopvergunning wordt verleend, maar ook weer ingetrokken.  Eigenaresse gaat niettemin over tot sloop van een deel van het klooster. De gemeente wil dat het gesloopte deel en andere gebreken worden hersteld, op straffe van een dwangsom. Eigenaresse is niet bereid tot onderhoud en instandhouding van het complex en zegt geen geld te hebben om de dwangsom te betalen.

De casus

Het in 1984 door de stichting aangekochte kloostercomplex is in 1997 een rijksmonument geworden. De stichting heeft tevergeefs geprobeerd het complex uit het monumentenregister te laten verwijderen. De gemeente heeft voor de sloop een vergunning verleend, maar moest die na een uitspraak van de bestuursrechter alsnog weigeren. De stichting heeft – illegaal – de voorgevel laten slopen. Daarop heeft de gemeente de stichting gelast dat zij, enerzijds, het monumentale pand in de oude toestand moest herstellen. Anderzijds moest de stichting voor het hele complex concrete voorzieningen treffen om verder verval te voorkomen. Dit alles op straffe van een aanzienlijke dwangsom. Na oplegging van de dwangsom heeft de stichting daartegen bezwaar en beroep ingesteld. Uiteindelijk heeft zij de kwestie in hoger beroep voorgelegd aan de Raad van State. De gemeente was volgens haar namelijk niet bevoegd om een last onder dwangsom op te leggen. Ook is het niet bewezen dat daken, dakramen, ramen en deuren open zijn gelaten, en dat door slijtage en weersinvloeden openingen in het pand zijn ontstaan. Bovendien zouden partijen in gesprek zijn over een nieuwe sloopvergunning. De stichting stelt overigens de opgelegde dwangsom niet te kunnen betalen.

Het oordeel van de rechter

De stichting heeft de voorbouw van het complex gesloopt zonder een onherroepelijke sloopvergunning, stelt de rechter. Hiermee heeft zij gehandeld in strijd met de Monumentenwet. De gemeente was daarom bevoegd handhavend op te treden tegen de sloop en het herstel van het illegaal gesloopte gedeelte te gelasten. Ook mocht de gemeente handhavend optreden tegen de gebreken die los van de sloop zijn ontstaan. Het passief verwaarlozen van een monument (langdurig openlaten van daken, dakramen en dergelijke, waardoor hemelwater naar binnen gaat) kan een strafbare verwaarlozing opleveren. De gemeente heeft gewezen op het bestaan van die gebreken en het gevaar dat zij voor het voortbestaan van het monument opleveren. Inderdaad is twee maal een sloopvergunning verleend. Deze vergunningen zijn echter niet in stand gebleven en zicht op een nieuwe vergunning is er niet. De rechter vindt dat het voor de stichting voldoende duidelijk was wat zij precies moest doen om het gesloopte deel in de oude toestand te herstellen. De gemeente heeft ook concreet aangegeven welke (overigens niet onredelijke) maatregelen de stichting moest nemen om de buitenschil van het complex wind- en waterdicht te maken en schade te voorkomen. Voor die maatregelen bestond een wettelijke basis. De gestelde financiële gevolgen en kapitaalvernietiging zijn geen bijzondere omstandigheden die een grond vormen om van het handhavend optreden (de dwangsom) af te zien. (Uitspraak  Raad van State van 1 februari 2012, LJN BV2414)