Een heel gewone krakerszaak

Broer en zussen zijn samen eigenaar van twee panden. Eind oktober 2010 is bij de politie aangifte gedaan van het kraken van nummer 34. Dit pand was toen al geruime tijd gekraakt. Kort nadat de huurder van nummer 36 in maart 2012 het pand verlaat, wordt ook deze woning gekraakt. Eigenaars doen ook daarvan aangifte. De officier van justitie is aan zet.

De casus

De officier van justitie laat krakers bij brief weten dat zij worden verdacht van overtreding van het kraakverbod. Hij kondigt aan dat de panden binnen acht weken zullen worden ontruimd. Als tijdig een kort geding wordt gestart, zal de uitkomst daarvan worden afgewacht. Krakers vorderen daarop een verbod van de strafrechtelijke ontruiming, omdat zij niet wederrechtelijk in de panden verblijven. De ontruiming is niet rechtstreeks aangezegd. Voor het geval dat de rechter een andere mening is toegedaan, stellen zij dat de officier van justitie een deugdelijke belangenafweging had moeten maken en deze had moeten meedelen. De panden worden volgens krakers niet gebruikt en zullen ook op korte termijn niet worden gebruikt. Het gaat om slooppanden, maar voor het beoogde bouwproject zijn nog geen vergunningen afgegeven. De officier van justitie had krakers moeten horen en moeten onderzoeken of een mogelijkheid bestond om met de eigenaars van het pand een gebruiksovereenkomst te sluiten. Tot slot is er geen rechtvaardiging voor de inbreuk op het huisrecht. Het belang van eigenaars bij ontruiming (leegstand voor onbepaalde duur) is geen beschermingswaardig belang, terwijl krakers groot belang hebben bij voortzetting van de bewoning omdat er geen vervangende woonruimte is.

Het oordeel van de rechter

De rechter stelt het volgende vast. Eigenaars wensen geen gebruiksovereenkomst met krakers te sluiten. Er is aangifte van het kraken gedaan en krakers hebben geen toestemming om de panden te gebruiken (dat zij niet rechtstreeks zijn gesommeerd het pand te ontruimen, houdt geen stilzwijgende toestemming voor hun verblijf in). Er is dus een gerede verdenking van een strafbaar feit. De officier van justitie hoefde krakers niet te horen, en hoefde zijn bevoegdheid noch de gemaakte belangenafweging toe te lichten. De Staat hoeft de bevoegdheid tot ontruiming enkel aannemelijk te maken. Het is vervolgens aan krakers om aannemelijk te maken dat de ontruiming alleen maar zal leiden tot langdurige leegstand en dat zij een bijzonder belang hebben bij een voorgezet verblijf in het pand. Zijn krakers daarin geslaagd? De rechter meent van niet. Tegenover hun stelling dat de sloop niet op korte termijn zal plaatsvinden en dat sprake zal zijn van langdurige leegstand, heeft de Staat gesteld dat eigenaars de panden willen slopen en de grond willen verkopen, tenzij zich een koper voor beide aandient. Omdat de aanwezigheid van krakers de verkoopmogelijkheid beperkt, zullen eigenaars pas na hun vertrek een makelaar inschakelen. Tot het moment van sloop zal een neef van eigenaars zijn intrek nemen in nummer 36, en zal om herkraak te voorkomen de muur tussen nummer 34 en 36 waarschijnlijk worden doorgebroken. De voorzieningenrechter vindt deze plannen voldoende concreet, terwijl de krakers geen bijzondere omstandigheden hebben aangevoerd. Het gevraagde verbod is dan ook niet toewijsbaar. (Uitspraak Rechtbank Utrecht van 6 juni 2012, LJN BW8367)