Pand is in gebruik, geen bijzondere belangen kraker

Verstoft spinrag, drie lagen dik, lekkages, verrot hout, schimmel tot twee meter hoog op de muren en enkel wat dozen. Overduidelijk leegstand, meent de kraker. Geen sprake van, zegt de advocaat van de staat, het pand is wel degelijk in gebruik. Alleen in uitzonderlijke gevallen, in geval van langdurige leegstand en een noodsituatie bij de kraker kan de rechter ervoor kiezen om de ontruiming te verbieden.

De casus

De eigenaar van het gekraakte pand heeft bij de politie aangifte gedaan van huisvredebreuk. De officier van justitie heeft kraker daarop bij brief meegedeeld dat hij wordt verdacht van een strafbaar feit en dat het pand binnen acht weken zal worden ontruimd. In de brief wordt gewezen op de mogelijkheid van een kort geding binnen een termijn van zeven dagen. Kraker start inderdaad een kort geding en verzoekt de rechter de strafrechtelijke ontruiming te verbieden. Hij werpt de bekende argumenten in de strijd. De staat mag niet ontruimen op basis van louter een verdenking; de wederrechtelijkheid van het verblijf van kraker moet vaststaan. Bovendien moet die wederrechtelijkheid en ook de proportionaliteit van de ontruiming vooraf door een rechter kunnen worden getoetst. Een kort geding is geen effectief rechtsmiddel, en de gepubliceerde beleidsregels van het openbaar ministerie bieden niet voldoende waarborgen. De staat heeft, ten slotte, niet de vereiste individuele belangenafweging gemaakt. Het belang van de eigenaar bij de mogelijkheid om gebruik te maken van het pand moet wijken voor het huisrecht van kraker: kraker is woningbehoeftig en heeft een sociale en economische binding met de regio, terwijl het pand feitelijk niet wordt gebruikt en zeer geschikt is om in zijn acute woonbehoefte te voorzien.

Het oordeel van de rechter

Verschillende rechtscolleges, waaronder de Hoge Raad, hebben al geoordeeld dat de ontruimingsbevoegdheid niet in strijd is met het mensenrechtenverdrag waarop kraker een beroep doet. In deze zaak is dat evenmin het geval. Anders dan kraker meent, bieden het  aanzeggingsbeleid en de termijn van zeven dagen om een kort geding aanhangig te maken, voldoende zekerheid en bescherming. Anders dan kraker meent, hoeft de staat in kort geding zijn ontruimingsbevoegdheid alleen aannemelijk te maken. Het is aan kraker om vervolgens aannemelijk te maken dat de eigenaar in het geheel niets met het gekraakte pand van plan is en de ontruiming alleen maar zal leiden tot langdurige leegstand, zonder enig uitzicht dat er in die situatie verandering komt, en om zijn persoonlijke belangen bij voortgezet verblijf in het pand naar voren te brengen. Moet de belangenafweging in dit geval ertoe leiden dat ontruiming niet gerechtvaardigd is? Kraker verblijft zonder toestemming, dus wederrechtelijk in het pand, dat als vergader-, kantoor- en archiefruimte in gebruik was. Het belang van de eigenaar om weer over zijn eigendom te kunnen beschikken, is erin gelegen dat hij het weer als kantoorpand wil gaan gebruiken en er op termijn een horecagelegenheid in wil vestigen. Kraker heeft niet aannemelijk gemaakt dat na ontruiming sprake zal zijn van een langdurige leegstand zonder enig uitzicht op verandering in die situatie. Dat het gebruik in strijd zou zijn met het geldende bestemmingsplan, doet aan het feitelijk gebruik niet af. Kraker heeft voorts met betrekking tot zijn huisrecht geen andere belangen dan de belangen die de wetgever al bij zijn afweging heeft betrokken. Dit betekent dat in dit geval een strafrechtelijke ontruiming de proportionaliteitstoets kan doorstaan. De rechter wijst het gevraagde verbod af. (Uitspraak Rechtbank Utrecht van 1 februari 2012, LJN BV2532. Zie ook LJN BQ9880)