Termijn voor opzegging na 40 jaar gebruik

De gemeente heeft andere plannen met het wijkcentrum, ook ten aanzien van exploitatie en beheer. Dat is nu in handen van een vrijwillig bestuur, maar moet overgaan op een professionele organisatie. De ingebruikgevingsovereenkomst voor het centrum regelt de duur van het gebruik en ook de opzegtermijn. Vanwege het langdurige gebruik staat hier met name die opzegtermijn ter discussie.

De casus

Stichting V maakt al ruim veertig jaar gebruik van het wijkcentrum, sinds 1994 op basis van een ingebruikgevingsovereenkomst. Deze overeenkomst is aanvankelijk aangegaan voor de periode van een jaar en vervolgens steeds met een jaar verlengd. Tussentijdse opzegging is mogelijk met een termijn van drie maanden. De gemeente heeft besloten het wijkcentrum te verbouwen en de subsidierelatie met de Stichting te beëindigen. In verband met de verbouwwerkzaamheden heeft de Stichting inmiddels een ander onderkomen. De ingebruikgevingsovereenkomst is opgezegd met een termijn van negen maanden. De Stichting wil langer gebruik kunnen maken van de nieuwe multifunctionele ruimte en vordert in kort geding het volledige gebruik van de nieuwe accommodatie voor een periode van twee jaar na ontvangst van de sleutels. Gezien de voorliggende periode van veertig jaar is volgens haar sprake van een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd. De opzegbaarheid van die duurovereenkomst is afhankelijk van de concrete omstandigheden en van de vraag of de opzegging wel redelijk is. De Stichting is volledig afhankelijk van de gemeente voor het gebruik van de accommodatie en heeft fors geïnvesteerd. Haar voortbestaan hangt af van het beheer van de accommodatie. De redenen voor opzegging zijn niet voldoende steekhoudend om een kortere opzegtermijn te hanteren, aldus de Stichting.

Het oordeel van de rechter

Anders dan de Stichting meent, gaat het volgens de rechter niet om een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd. In de ingebruikgevingsovereenkomst is de opzegbaarheid van de overeenkomst geregeld, en ook de te hanteren opzegtermijn. Die termijn is niet gekoppeld aan speciale redenen. In dat geval geldt de tussen partijen overeengekomen opzegtermijn en wordt de lengte daarvan niet bepaald door een afweging van de wederzijdse belangen. Dat neemt niet weg dat een contractuele regeling tussen partijen soms niet van toepassing is, namelijk als dit in de gegeven omstandigheden onredelijk en onbillijk zou zijn. Deze regel moet wel met de nodige terughoudendheid worden toegepast. De gemeente heeft een opzegtermijn van ruim negen maanden in acht genomen. De Stichting heeft niet voldoende aangetoond dat deze opzegtermijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De omstandigheid dat de Stichting door de verbouwing gedurende de opzegtermijn niet over de accommodatie kan beschikken maakt dat niet anders, nu zij een vervangend onderkomen heeft. De looptijd van de overeenkomst, de investeringen en de afhankelijkheid van gemeente en accommodatie zijn onvoldoende om de overeengekomen opzegtermijn buiten toepassing te laten. Het gaat om een contract dat jaarlijks voor de duur van twaalf maanden is verlengd, en een opzegtermijn die de contractuele opzegtermijn ruim overschrijdt. Ten slotte merkt de rechter nog op dat de vordering van de Stichting in dit kort geding, te weten twee jaar het volledig gebruik van de nieuwe multifunctionele ruimte, niet goed valt aan te merken als een voorlopige voorziening zoals die in kort geding kan worden getroffen. De vordering wordt afgewezen. (Uitspraak Rechtbank Almelo van 15 april 2013, LJN BZ7831)