Geen tegenprestatie, geen huur

Let op: Interveste is overgenomen door Gapph. Verwijzingen naar diensten en activiteiten van Interveste kunnen inmiddels zijn vervallen.

Of sprake is van huur moet worden beoordeeld aan de hand van de in de wet genoemde essentiële elementen daarvan. De tegenprestatie is zo’n essentieel element. Ontbreekt de tegenprestatie, dan gaat het niet om huur.  Partijen hebben een “overeenkomst van dienstverlening” gesloten. Eiser stelt dat het in feite om een huurovereenkomst gaat en doet een beroep op de beschermende bepalingen uit het huurrecht. De benaming van een overeenkomst is bij huur inderdaad niet doorslaggevend – maar gaat het ook echt om huur?

De casus

Partijen zijn in 1989 een overeenkomst van dienstverlening aangegaan. Op grond van die overeenkomst gebruikte eiser een ruimte in een Penitentiaire Inrichting (“PI”) als winkel en verkocht hij onder meer kruidenierswaren aan de gedetineerden. Over de door de PI aangeschafte inventarisgoederen van de winkel heeft eiser jaarlijks afschrijvingskosten betaald. Na verschillende verlengingen is op initiatief van de PI in 2010 een nieuw contract opgesteld, waarin tot ongenoegen van eiser de bepaling is geschrapt dat opdrachtgever “gegronde redenen” moet hebben om de overeenkomst te beëindigen.  Eiser heeft de overeenkomst niettemin ondertekend. Het nieuwe contract, met een looptijd van een jaar, eindigt van rechtswege tenzij de PI gebruikmaakt van haar optie tot verlenging. In juni 2010, nog voordat de overeenkomst is ingegaan, heeft de PI laten weten geen gebruik te zullen maken van de optie en dat de samenwerking stopt per 30 juni 2011. Eiser gaat niet akkoord. Het is volgens hem duidelijk dat de PI een vooropgezet plan had om de contractvoorwaarden in haar eigen voordeel te wijzigen. De opzegging treft volgens eiser geen doel, omdat het in feite om huur gaat. De in de wet bedoelde tegenprestatie bestaat in de levering van zaken aan gedetineerden en de betaling van afschrijvingskosten over de inventaris. De huurovereenkomst kan alleen maar beëindigd worden door de kantonrechter, en voldoet niet aan de wettelijke eisen. Eiser vordert het rustig genot van het gehuurde plus inventaris.

Het oordeel van de rechter

De levering van zaken aan gedetineerden kan volgens de voorzieningenrechter niet worden gezien als een voldoende bepaalbare tegenprestatie die is gerelateerd aan het gebruik van de ruimte door eiser. Hoewel voor die levering uitgebreide werkafspraken gelden en de aanwezigheid ervan in een PI wettelijk verplicht is, geldt dat die prestatie op zichzelf niet direct aan de PI wordt ‘betaald’ of ten behoeve van de PI wordt verricht. Ook staat vast dat de betalingen van eiser bestemd waren voor de afschrijving van de inventaris en niet voor het gebruik van de ruimte. De overeenkomst kan dan ook niet gekwalificeerd worden als een huurovereenkomst. En dus gelden de opzeggingsbepalingen zoals opgenomen in de overeenkomst van 2010. De opzegging voldoet aan die bepalingen. Dat de PI een vooropgezet plan heeft gehad bij de opstelling van de overeenkomst maakt dat niet anders en betekent evenmin dat de PI onrechtmatig of onzorgvuldig heeft gehandeld. Eiser is niet misleid. Integendeel, uit de correspondentie kan worden afgeleid dat eiser de overeenkomst van 2010, inclusief beëindigingsbepalingen, bewust heeft getekend. De overeenkomst is dan ook rechtsgeldig beëindigd. (Uitspraak Rechtbank ’s-Gravenhage van 29 augustus 2011, LJN BR6526)