Liever niet in mijn achtertuin

Om het ‘niet in mijn achtertuin-gevoel’ tegen te gaan, is het beleid van de gemeente erop gericht buitenlandse werknemers te huisvesten in het buitengebied. Het bestemmingsplan is aangepast en biedt de mogelijkheid om op te treden tegen ongewenste vormen van huisvesting. Volgens buurtbewoners is de huisvesting van seizoenswerkers in hun wijk ongewenst. De tijdelijke buren maken er een zootje van. De gemeente wordt dan ook verzocht handhavend op te treden.

De casus

Een lokale onderneming heeft voor de huisvesting van haar seizoensarbeiders een woning gekocht en deze omgezet in onzelfstandige woonruimte. Normaliter is daarvoor op grond van de Huisvestingswet een vergunning vereist. De gemeentelijke Huisvestingsverordening bepaalt echter dat zo’n omzettingsvergunning alleen nodig is voor woonruimte beneden de koopprijsgrens (167.300 euro). De koopprijs van de woning bedroeg 172.000 euro. Wanneer A bij de gemeente bezwaar maakt tegen het zonder vergunning gebruiken van een koopwoning voor de huisvesting van seizoenswerkers, weigert de gemeente handhavend op te treden, omdat er volgens haar geen wettelijk voorschrift is overtreden en zij dus niet bevoegd is om handhavingsmiddelen toe te passen. Voor de omzetting van de woning was immers geen vergunning vereist. A blijft van mening dat de woning in strijd met de Huisvestingswet zonder vergunning is omgezet in onzelfstandige woonruimte. De Huisvestingsverordening geldt volgens hem niet voor particuliere koopwoningen. De verordening is uitsluitend van toepassing op woningen van corporaties en gemeentelijke woningbedrijven en de uitvoering ervan is volledig aan het woonbedrijf gedelegeerd. In dit geval geldt dus gewoon de Huisvestingswet en is een omzettingsvergunning vereist. Bovendien is het zo, aldus A, dat het gebruik van de woning in strijd is met het bestemmingsplan. A heeft van de rechtbank geen gelijk gekregen en is in hoger beroep gegaan.

Het oordeel van de rechter

Op grond van de Huisvestingsverordening van de gemeente is een vergunning voor het omzetten van koopwoningen alleen verplicht voor woningen waarvan de koopprijs onder de vastgestelde koopprijsgrens ligt. De koopprijs van het huis lag boven die grens en de gemeente heeft terecht gesteld dat voor het omzetten van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte geen vergunning was vereist. De taken die de gemeente met betrekking tot de huisvestingsverordening aan het woonbedrijf heeft gedelegeerd betreffen niet de omzettingsvergunning maar de huisvestingsvergunning, zodat de verordening wel degelijk van toepassing is op particuliere koopwoningen. Volgens A had de rechtbank er ook rekening mee moeten houden dat het gebruik van de woning in strijd is met het bestemmingsplan. De Raad van State merkt in dat verband op dat het verzoek om handhaving van A alleen betrekking heeft op het gebruik van de woning als onzelfstandige woonruimte zonder dat daartoe een vergunning is verleend. Of het gebruik van de woning in strijd is met het bestemmingsplan is dus in deze procedure niet aan de orde. Eindoordeel: omdat voor de omzetting geen vergunning is vereist, is geen wettelijk voorschrift overtreden en is de gemeente niet bevoegd om bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen toe te passen. (Uitspraak Raad van State van 26 september 2012, LJN BX8285)