Wonen er eigenlijk wel krakers?

De gemeente heeft besloten de erfpacht van het slachthuis, een gemeentelijk monument, te beëindigen en de ontwikkeling ervan zelf ter hand te nemen. Voordat het zover is, wordt een deel van het gebouw gekraakt. In de procedure die volgt gaat de rechter zelf ter plaatse poolshoogte nemen. Het komt de rechter voor dat de krakers alleen in de gekraakte ruimte werken – en er dus geen huisrecht in het geding is. Omstandigheid die de Staat niet heeft aangevoerd.

De casus

Enkele ruimten van het grote complex, een voormalig slachthuisterrein, zijn bezet. Er is echter een huurder en die gebruikt het (hele) complex  voor de in- en verkoop van machines en installaties. De groep “slachthuiskraak” wil het terrein nieuw leven inblazen met ateliers en woonruimte en wil daarvoor met verhuurder wel een gebruiksovereenkomst sluiten. Verhuurder (de huidige erfpachter) heeft daar geen belangstelling voor. Na de aangifte van huisvredebreuk informeert de officier van justitie de krakers over de naderende ontruiming. Een van de krakers spant een kort geding aan. In dat kort geding moet de rechter de wederzijdse belangen afwegen en vaststellen of de ontruiming gerechtvaardigd is. Die belangenafweging kan alleen plaatsvinden als kraker feiten en omstandigheden aanvoert die tot een andere dan de door de wetgever gemaakte algemene afweging nopen, waarbij als uitgangspunt geldt dat een eigenaar het recht heeft om over zijn pand te beschikken zoals hij wil. Alleen dan kan het huisrecht (woonruimte, geen werkruimte) van kraker voorrang krijgen.

Het oordeel van de rechter

De rechter heeft zelf ter plaatse een kijkje genomen en vastgesteld dat het niet-gekraakte gedeelte in gebruik is en dat het gekraakte gedeelte in elk geval in de nabije toekomst zal worden gebruikt, zodat langdurige leegstand na ontruiming niet voor de hand ligt. Het argument dat het onderhoud van de gekraakte vertrekken zodanig slecht is dat niet aannemelijk is dat huurder die gebruikt, pareert de rechter met de opmerking dat de staat van onderhoud kennelijk geen beletsel vormt voor jonge kunstenaars om allerlei activiteiten te kunnen ontplooien. Dat het openbaar ministerie de mogelijkheid van een gebruiksovereenkomst had moeten onderzoeken, zoals kraker stelt, is volgens de rechter niet het geval. Met betrekking tot het huisrecht van kraker zijn dus geen andere omstandigheden aannemelijk geworden dan die welke de wetgever bij zijn algemene afweging al in aanmerking heeft genomen. Het gevraagde verbod van de strafrechtelijke ontruiming is daarom niet toewijsbaar. De rechter attendeert de Staat tot slot nog op het volgende. In de beoordeling is uitgegaan van de situatie dat kraker de gekraakte ruimten van het slachthuis daadwerkelijk bewoont. De gekraakte ruimten oogden echter als een ruimte waar diverse jonge kunstenaars allerlei activiteiten ontplooien, maar waar zij niet daadwerkelijk wonen en slapen. Slaapkamers of slaapplaatsen zijn in elk geval niet waargenomen. Omdat in dat geval geen woonrecht in het geding is, zou de afweging eenvoudiger zijn geweest. De staat heeft dit argument echter niet aangevoerd. Aangezien de vordering al om andere redenen is afgewezen, ziet de rechter geen aanleiding om het debat op dit punt te heropenen. (Uitspraak Rechtbank Haarlem van 21 december 2012, LJN BZ0026)